Vorm vinden voor een vrije geest
De Nederlandse studentenhuisvesting als ontwerpopgave
Samenvatting
Ondanks de economische crisis tekent zich de afgelopen jaren in Nederland een opvallende stijging af in de nieuwbouw van studentenwoningen. Deze toename wordt allereerst gevoed door de vraag vanuit onder meer het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting, dat in de periode 2011-2016 16.000 nieuwe onderkomens voor studenten wil realiseren.1 Ook gaan universiteiten door de internationalisering van het hoger onderwijs met elkaar concurreren om met goede faciliteiten en aantrekkelijke huisvesting de beste studenten en onderzoekers aan te trekken. Ten slotte legt juist de crisis de bouw op veel andere terreinen stil, waardoor ook niet eerder betrokken partijen hun oog laten vallen op de nog lucratieve markt voor studentenhuisvesting.
De gerealiseerde complexen ogen van buiten fraai, met aandacht voor materiaalgebruik en detaillering: een groot verschil met de vaak grauwe betonnen kolossen waarmee in de jaren 1970 de kamernood werd bedwongen. Ook binnen is het verschil in materiële luxe opvallend: in plaats van eenvoudige slaapkamers met gedeelde voorzieningen, zijn het nu vooral zelfstandige wooneenheden met eigen keukentje, badkamer en toilet. Deze ontwikkeling sluit aan bij de internationalisering, met vraag naar (en budget voor) zelfstandige en vaak gemeubileerde wooneenheden. Dat het ook en masse voor Nederlandse studentenbudgetten financieel mogelijk is, wordt in de hand gewerkt door het systeem van huursubsidie dat wel zelfstandige, maar geen onzelfstandige wooneenheden subsidieert. Kort gezegd: door duurder te bouwen, kan er meer verdiend worden, terwijl de student meer ‘luxe’ krijgt.