De Internationale Bauausstellung in Berlijn (1957)
Een model voor de stad van morgen?
Samenvatting
De Internationale Bauausstellung ‘Interbau’ in Berlijn was er een van superlatieven, op de eerste plaats vanwege de omvang. Toen de West- Duitse bondspresident Theodor Heuss op 6 juli 1957 de opening verrichtte, werd met de nieuwbouw van het Hansaviertel voor het eerst een compleet nieuwe stadswijk als onderdeel van een architectuurtentoonstelling gepresenteerd. Op een oppervlakte van 25 ha, centraal gelegen in de binnenstad van Berlijn, werden in combinatie met openbare voorzieningen, zoals twee kerken, een bibliotheek, een winkelcentrum en een school (die buiten de officiële locatie van de tentoonstelling werd gebouwd) in totaal 1.300 wooneenheden gerealiseerd. Zo ontstond er in binnenstedelijk gebied een modelstad in het klein, iets wat in deze vorm nog nooit op een Duitse architectuurtentoonstelling te zien was geweest.
Niet alleen de omvang van het tentoonstellingsterrein en het modelmatige karakter van deze demonstratiewijk waren ongekend, er was ook een nooit eerder vertoond aantal prominente architecten uit binnen- en buitenland bij betrokken: in totaal 53 architecten uit 14 landen toonden er hun experimentele ontwerpen, hoofdzakelijk voor sociale woningbouw. Verder werd er geëxperimenteerd met allerlei gebouwtypen: woontorens van 16, 17 lagen, flatgebouwen van zeven tot negen lagen, woonblokken van drie tot vier lagen en vrijstaande of geschakelde gezinshuizen. Blikvangers waren de torens met split-level woningen van J.B. Bakema en J.H. van den Broek; het negen verdiepingen hoge, licht gebogen flatgebouw van Walter Gropius en de zeven verdiepingen hoge, op V-vormige pilotis rustende flat van Oscar Niemeyer. Alvar Aalto kwam met een tussenvorm van woontoren en flat, die in de buurt verrees van het flatgebouw van de Zweden Sten Samuelson en Fritz Jaenecke en die van de Fransman Pierre Vago. Buiten het tentoonstellingsterrein trokken ook de Berlijnse versie van Le Corbusier’s Unité d’habitation en de congreshal van Hugh Stubbins, een geschenk van de Amerikanen aan Interbau, de aandacht.1 Naast de gebouwen, droeg ook de stedenbouwkundige setting van het Hansaviertel sterk bij aan het modelmatige karakter van de tentoonstellingslocatie. De voormalige dichtbebouwde woonwijk met zijn huizenblokken aan straten werd vervangen door een wijk waar parcellering geen rol meer speelde en waar door een concentratie van bouwmassa’s meer ruimte was voor openbaar groen.
Interbau bleek een groot succes vanwege het bezoekersaantal: ruim 1,3 miljoen mensen, zowel leken als vakpubliek, kwamen op de expositie af, onder wie ook velen uit Oost-Berlijn en het buitenland. Maar tegenover die positieve ontvangst bij het algemene publiek en de grote aandacht die de gebouwen van het Hansaviertel te beurt vielen, stond het negatieve oordeel van de vakwereld over het stedenbouwkundig concept. Het meest geuite kritiekpunt was dat ‘de idee – de dragende gedachte achter de architectuurtentoonstelling’ ontbrak.2 Het Hansaviertel zou slechts een platform zijn waarop gerenommeerde architecten losse bouwwerken presenteerden, zonder dat er ook maar een overtuigende stedenbouwkundige samenhang in te ontdekken viel. Gelaten constateerde het vaktijdschrift Bauwelt dat de enige geslaagde idee eventueel de ‘presentatie van de toparchitecten zelf was’.3 Het zou ‘een parade van gemiste kansen zijn, door het ontbreken van een stedenbouwkundig concept’.4 De secretaris van CIAM, Sigfried Giedion, gaf de Berlijnse Bausenator nog tijdens de voorbereidingen het advies om een ‘stedenbouwkundige catastrofe op zo’n prominente locatie’ te voorkomen.