Grossform
Een kijk op grootschalige stedelijke projecten
Samenvatting
GrossSinds het einde van de twintigste eeuw is het formaat van stedelijke projecten beduidend toegenomen en zijn een aantal ideeën over megastructuren en woongebieden uit het midden van die eeuw opnieuw geïntroduceerd. In dit licht kan het verhelderend zijn, terug te komen op een aantal fundamentele ideeën uit de jaren 1960. Vooral het begrip Grossform, dat Oswald Mathias Ungers in 1966 introduceerde in zijn essay ‘Grossformen im Wohnungsbau’, lijkt opvallend actueel. Hoewel Grossform, of ‘megavorm’, letterlijk ‘grote vorm’ betekent, is deze definitie van ‘groot’ eerder gebaseerd op de kracht van de vorm dan op schaal. ‘Een Grossform ontstaat alleen, wanneer er een nieuw kenmerk ontstaat dat meer is dan louter de som van de afzonderlijke delen, en er een hoger niveau wordt bereikt. Numerieke grootte is niet de voornaamste eigenschap. Een klein huis kan evengoed een Grossform zijn als een huizenblok, een stadsdeel of een hele stad.’ Achteraf gezien lijkt Grossform een voorafschaduwing te zijn geweest van het belang van de architectonische vorm in de planologie en van de opkomst van vele hedendaagse stedelijke enclaves, die worden gekenmerkt door een formele expressie.
Grossform is in wezen een manier om zowel vorm als schaal aan de orde te stellen, teneinde de invloed van architectuur op de stad opnieuw te doordenken. Dit neemt al in 1960 een aanvang, wanneer de beginselverklaring ‘Towards a New Architecture’, die hij samen met Reinhard Gieselmann schrijft, formele cohesie in verband brengt met de mogelijke ontwikkeling van stedelijke diversiteit. De bewering, dat vorm een manier is om architectuur een specifiek karakter te geven, veronderstelt niet alleen het bestaan van een correlatie tussen vorm en inhoud, maar wijst ook op een voor een lekenpubliek te ervaren waarde, die niet zozeer een gedragsrichtlijn als wel een gehechtheid aan architectonische projecten in de hand werkt. Deze aandacht voor formele articulatie in plaats van programmatische intenties en sociale context betekent dat het werk van Ungers aan het eind van de jaren 1960 en het begin van de jaren 1970 een minderheidspositie bekleedt.