Peterstorp 3 Malmö
Stig Dranger & David Helldén
Samenvatting
Rond 1930 vond binnen enkele jaren in Zweden een radicale verschuiving plaats van een romantische, Sitteaanse stedenbouw naar een strikt functionalistische. Traditionele, dichtbebouwde bouwblokken maakten plaats voor strenge strokenbouwverkavelingen. Deze werden op hun beurt in de jaren veertig van de vorige eeuw bewerkt naar een meer onregelmatige, door het landschap bepaalde, open stedenbouw die in het naoorlogse Europa veel bewondering en navolging oogstte. Voor de nieuwe strokenbouwverkavelingen werd door middel van prijsvragen en tentoonstellingen onderzoek gedaan naar de meest economische en hoogwaardige woningtypologieën. Er ontwikkelden zich voor gestapelde bouw drie hoofdtypen: het tjockhus (diepe gebouw), het smalhus (ondiepe gebouw) en het punkthus (toren). Het tjockhus is te karakteriseren als een woongebouw met een diepte van 14 tot 16 m en stijgpunten die per laag drie tot zes woningen ontsluiten. Hierdoor zijn de woningen in de regel eenzijdig georiënteerd. Het smalhus met een diepte van 7 tot 9 m is opgebouwd uit een repetitie van stijgpunten met steeds twee woningen per laag, waardoor de woningen van twee zijden licht krijgen. Het punkthus is in feite één segment van het tjockhus, met drie tot zes woningen rond één stijgpunt. De strijd tussen voorstanders van het tjockhus en smalhus bleef onbeslist; de tweezijdige oriëntatie van het ondiepe blok was wellicht kwalitatief te prefereren, maar bij hoogbouw van meer dan vier lagen was het diepe blok zeker economischer.