Nabeelden van een avant-garde
Van plananalyse naar superdutch in de Nederlandse woningbouw (1980-2003)
Samenvatting
Standaardisatie, industrialisatie en repetitie zijn de kenmerken van de woningbouw en de moderne massacultuur van de twintigste eeuw. Ze waren niet enkel de uitkomsten van de logica van de productie, die onder invloed van vroege managementconcepten als het fordisme en taylorisme optimalisatie en efficiëntie van inzet van middelen afdwong, maar ze waren ook onderdeel van politieke en esthetische programma’s. De nieuwe egalitaire samenleving, of het nu een socialistische modelmaatschappij betrof of een van de vele varianten op de verzorgingsstaat, streefde een herverdeling van bezit en inkomen na, vooral via de woningbouw. Als bekend, formuleerde de moderne architectuur een esthetisch programma, waarin deze samenleving tot beelding werd gebracht via de grootschalige toepassing van de nieuwe organisatiemodellen en industriële bouwtechnieken. Le Corbusier’s Ville Contemporaine en Ville Radieuse behoren nog altijd tot de meest radicale uitdrukkingen hiervan, naast andere voorstellen als die van de Russisch constructivisten of Hilberseimer’s Hochhausstadt en zijn latere regionale verstedelijkingsmodellen voor de Verenigde Staten. Gelijkheid en eenheid wat betreft typologie en architectonische uitdrukking zijn in deze voorstellen de logische uitkomsten van het incorporeren van nieuwe productiemethoden en diverse politiek-ideologische condities.
De omgang met verschillen was niet bepaald een kwestie van belang voor de eerste generatie moderne architecten. Weliswaar zijn er verschillende interpretaties die in vroegmoderne modellen ook een tolerante omgang met verschillen herkennen, maar de kanttekening blijft in hoeverre dergelijke interpretaties niet een projectie van laat-twintigste eeuwse ideeën betreft. Zo zien structuralisten in het visionaire plan Obus van Le Corbusier een superstructuur, waarin woonhuizen van uiteenlopende stijlen een eigen plek kunnen krijgen, maar het plan Obus lijkt toch vooral gezien te moeten worden als een ultieme poging om de kasba van Algiers en zijn bewoners onderdeel te laten zijn van het grotere moderniseringsproject van Europa en haar voormalige koloniën. Bij de stadsontwerpen van onder andere Josep-Lluís Sert en Jaap Bakema zien we een meer genuanceerde benadering verschijnen, waarbij ruimte wordt gemaakt voor verschil en het accommoderen van diverse huishoudvormen en levenswijzen. Maar deze verschillen worden enkel mogelijk geacht binnen allesomvattende sociale arrangementen, zoals voorzien door de democratische verzorgingsstaat. Ze worden ook als zodanig vormgegeven, als modulaties van de esthetiek van het grote aantal.