Mansion flats en het wonen van de middenklasse

Auteurs

  • Dick van Gameren TU Delft, Architecture and the Built Environment
  • Christoph Grafe TU Delft, Architecture and the Built Environment

Samenvatting

In Howard’s End van E.M. Forster observeert Margaret Schlegel, hoofdpersoon in de roman, met een mengeling van walging en melancholie hoe er grote flatgebouwen verrijzen, die bezit nemen van de straat die al decennialang het tweede thuis vormt voor haar liberale, uit Duitsland afkomstige familie. We mogen aannemen dat Forster hier de stem van de erudiete buitenlander gebruikt om uitdrukking te geven aan zijn eigen gloeiende verontwaardiging over de verschijning van deze grote ‘uitsteeksels’ met hun ‘spelonkachtige entrees vol portiers en palmen’, die de elegante, onopvallende Georgian huizen met hun gracieuze proporties en hun beheerste voorkomen verdringen.1 Forster’s verachting voor de nieuwe grote gebouwen is voor een deel gebaseerd op een afwijzing van de drieste handelsgeest en de parvenuachtige pretenties die hen aankleven, maar ook op de angst van de burgerij ten prooi te vallen aan een nóg heviger golf van speculatieve stadsontwikkeling.

##submission.downloads##

Gepubliceerd

2018-06-01

Citeerhulp

van Gameren, D., & Grafe, C. (2018). Mansion flats en het wonen van de middenklasse. DASH | Delft Architectural Studies on Housing, 1(02), 137–155. Geraadpleegd van https://journals.open.tudelft.nl/dash/article/view/4558