Informaliteit in goede banen
Peru’s Wet 13517: visies op de stad
Samenvatting
In 1949 leek de modernistische apotheose van Lima aanstaande: in het Plan Piloto, het eerste masterplan van de stad, was Lima op verschillende schalen – van de historische kern tot de landbouwgrond die de stad van voedsel voorzag – geanalyseerd met behulp van wetenschappelijke planningstechnieken, zodat een logische koers kon worden uitgezet om de ‘stedelijke ontwikkeling in goede banen te leiden’. Maar rond 1954 waarschuwde een vervolgstudie dat ‘de meer dan vitale metropool in haar blinde expansiedrang’ bezig was problemen te veroorzaken, die in de loop der tijd alleen maar zouden intensiveren: ‘De verkeersopstoppingen worden almaar erger (…) de misdaad groeit; een verschrikkelijke ring van clandestiene woningen houdt de stad in een wurggreep (…) een daling van de levensstandaard dreigt.’ Dit alles was het resultaat van een ongekende bevolkingsgroei die grotendeels het gevolg was van de trek van het platteland naar de stad: bestaande planningsprocessen werden ingehaald door de snelle opkomst van barriadas (sloppenwijken) doordat officiële huisvesting niet snel en goedkoop genoeg kon worden gerealiseerd om aan de vraag te voldoen. Of zoals de studie schoorvoetend moest toegeven: ‘Het ontbreekt ons aan een economisch systeem van verstedelijking en constructie, dat ons in staat stelt de overbevolking en het gebrek aan hygiëne te voorkomen die zich in de “clandestiene wijken” voordoen.’
Het ontstaan van de geïmproviseerde ‘Ciudad de Dios’ (Stad van God) door middel van de massale bezetting van land in het uiterste zuiden van Lima onderstreepte op kerstavond 1954 het uitzichtloze karakter van de hoofdstedelijke huisvestingscrisis. Hoewel deze manier om barriadas te vormen zich in de vijf jaar daarvoor steeds verder had verspreid, was de bezetting van Ciudad de Dios, waarbij 8.000 mensen waren betrokken, veruit de grootste tot dan toe: de tolerantiegrens van de overheid met betrekking tot onrechtmatige bebouwing werd zwaar op de proef gesteld en deze werd min of meer gedwongen assertiever op te treden. Nadat de overheid eerst had aangedrongen op een gedwongen ontruiming van Ciudad de Dios, probeerde zij in 1955 via ruimtelijke-ordeningswetten tot een oplossing te komen. Er werden nieuwe richtlijnen opgesteld waarin rekening werd gehouden met deze ontluikende patronen van stedelijke ontwikkeling, die zodoende ook beter konden worden gereguleerd. Deze aanpak culmineerde in 1961 in een uitgebreide reeks hervormingen, geformuleerd in Wet 13517, die een nieuwe benadering van de visie op – en de vormgeving van – de zelfgebouwde stad schetsten. Hoewel de geldende stedenbouwkundige technieken hadden gefaald, bleef men ervan overtuigd dat de stedenbouw via gereviseerde regelgeving opnieuw in staat zou zijn rationele en effectieve oplossingen te formuleren om de stedelijke groei in goede banen te leiden. In dit artikel wordt beoordeeld hoe de pogingen om de nieuwe regelgeving toe te passen, uitpakten en hoe het ze verging in de praktijk.