Maison Latapie Floirac
Lacaton & Vassal
Samenvatting
In een doodgewone straat in Floirac, een voorstad van Bordeaux, realiseerde het Franse architectenpaar Anne Lacaton & Jean-Philippe Vassal in 1993 een huis dat opvalt door zijn minimalisme. Minimalisme niet van de soort die de Zwitserse architectuur wereldberoemd heeft gemaakt, maar minimalisme dat Rem Koolhaas eens omschreef als ‘Calcutta-minimalisme’ en dat te maken heeft met een minieme en slimme aanwending van middelen.
Het Maison Latapie was het eerste ontwerp dat Lacaton & Vassal maakten na vijf jaar in Afrika te hebben gewoond en gewerkt. Hoewel het wonen in Noordwest-Europa nauwelijks te vergelijken is met wonen in Afrika, is het ontwerp van dit huis duidelijk beïnvloed door de ervaringen daar. Waar in de Europese traditie een sterke nadruk ligt op vorm en functie, is die in Afrika veelal afwezig en heerst er een meer instrumentele opvatting over architectuur. Vanuit deze opvatting is een huis niet alleen op te vatten als minimale bescherming tegen de elementen, maar vooral ook als een gereedschap om een aangenamer – lees bewoonbaar – klimaat te realiseren. Met andere woorden prestatie in plaats van vorm.
De familie Latapie had budget voor een huis van ongeveer 80 m2. De vraag om met minimale middelen een maximaal huis te ontwerpen werd door Lacaton & Vassal opgevat als opgave om een huis te maken, dat minstens twee keer zo groot zou zijn. De zoektocht naar een economisch aantrekkelijke constructie bracht het duo bij een bouwwijze die gewoonlijk voor industriële loodsen wordt toegepast: een eenvoudig staalskelet met golfplaat bekleding. Door het huis als een oversized jas te ontwerpen en alleen de kern te klimatiseren – Lacaton & Vassal spreken van een winter- en een zomerhuis – wordt de economische beperking van dit huis echter duidelijk gecompenseerd door ruimtelijke en energetische kwaliteiten. Een min of meer conventioneel woonprogramma wordt gekoppeld aan een enorme serre die afhankelijk van het weer dienst doet als extra huiskamer, mega veranda of passieve warmtebron.
De woning bestaat uit een doosvormig volume met een lessenaardak. De huid van dit volume is aan de straatzijde gematerialiseerd in vezelcement golfplaat; de achterzijde van het huis is volledig bekleed met een transparante pvc golfplaat. Een houten ‘winterhuis’ dat ongeveer de helft van het totale volume beslaat, is tegen de binnenzijde van de gesloten gevel geschoven. Daarin, op de begane grond rondom een centrale kern, zijn de keuken en de woonkamer gesitueerd; op de verdieping zijn in een vergelijkbare lay-out de slaapkamers georganiseerd. De serre, alias het ‘zomerhuis’ is dubbelhoog. Grote deuren en ramen verzorgen het contact met het winterhuis. Het zomerhuis omvat geen vast omlijnd programma en kan naar wens worden ingericht.
![](https://journals.open.tudelft.nl/public/journals/24/article_4745_cover_en_US.jpg)