Nieuw bestaat niet
Samenvatting
De twintigste eeuw was de eeuw van verandering. Nooit eerder werden er zoveel utopieën ontworpen en zelden waren ze zo radicaal. Bovendien zijn veel van deze utopieën ook werkelijkheid geworden, dankzij de beschikbaarheid van nieuwe, rationele managementmethoden, nieuwe technologieën en – waarschijnlijk het allerbelangrijkste – de opkomst van politieke ideologieën die bereid waren ze in te zetten. De twintigste eeuw zette de geschiedenis niet voort, maar scheurde zich ervan los; en zo werd een nieuw tijdperk ingeluid. Architectuur en stedenbouw, de disciplines die het nieuwe tijdperk mede vorm gaven, waren geen uitzondering − eerder het hoogtepunt van de tendens om het verleden te elimineren.
Om die reden is het logisch te veronderstellen dat deze disciplines niets moesten hebben van geschiedenis: ze waren de maatschappij van morgen aan het scheppen en concentreerden zich daarbij op de toekomst, niet op het verleden. Het is dus geen wonder dat architectuur en stedenbouw in de twintigste eeuw werden gedomineerd door het modernisme, de filosofie waaraan gewoonlijk de ambitie wordt toegeschreven, traditie en conventie te willen overstijgen. Dit artikel stelt vragen bij deze gangbare opvatting en poneert dat geschiedenis tot aan de jaren 1940 een sleutelrol speelde in zowel het traditionalisme als het modernisme.