Inleding
DOI:
https://doi.org/10.7480/abe.19.11.4116Abstract
De afgelopen decennia heeft stedelijke vernieuwing in Nederland, met als doel fysieke en sociale verbetering van achterblijvende wijken, ingrijpende veranderingen doorgemaakt. In 2015 kwam een einde aan het rijksbeleid stedelijke vernieuwing en de rijksbijdrage vanuit het Investeringsfonds Stedelijke Vernieuwing (ISV). Woningcorporaties vormen een belangrijke speler in stedelijke vernieuwing, maar ook hun positie en rol is sterk in beweging. Met de herziening van de Woningwet in 2015 is een eind gekomen aan de verbreding van activiteiten die na de verzelfstandiging van woningcorporaties heeft plaatsgevonden. Woningcorporaties maken een terugtrekkende beweging richting hun kerntaak: het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen. Deze ingrijpende veranderingen roepen verschillende vragen op. Komt de continuïteit van stedelijke vernieuwing in het gedrang door het wegvallen van de rijksbijdrage? Kunnen corporaties binnen de huidige Woningwet nog steeds het voortouw nemen in stedelijke vernieuwing? Onder welke voorwaarden zijn marktpartijen bereid om de stedelijke vernieuwingsopgave op te pakken? Op welke wijze kan de integrale aanpak met sloop/nieuwbouw door woningcorporaties worden doorgezet in samenwerking met gemeenten en marktpartijen?