Abdelkader Benali: 21 schaamteloze observaties voor een 21e eeuwse Nederlandse architectuur

2018-10-10

March 2013

 

Ik neem het vandaag op voor alle onzichtbare gebouwen, de gebouwen die niet genoteerd staan in onze catalogus van het netvlies, de gebouwen die over het hoofd worden gezien, de gebouwen waar het stof van de onverschilligheid overheen ligt. De gebouwen die verweesd zijn en toch te trots om aandacht op te eisen. De gebouwen waar het revolutionair elan allang overheen is gewaaid. Ik ben de onbezoldigde vertegenwoordiger van deze alsmaar groter wordende groep.

Leegstand is niet het probleem, onzichtbaarheid is het probleem.

Ik ben hier vandaag om het onzichtbare gebouw een theoretisch raamwerk te geven. Het jaarboek architectuur wekt de schijn van volledigheid, ik wijs hun claim af in naam van de Onzichtbare Gebouwen. Deze gebouwen hebben wellicht ooit uw boek opgesierd om daarna geruisloos te verdwijnen. De lijst van onzichtbare gebouwen word alsmaar langer en door uw noeste arbeid om elk jaar met een jaarboek op de proppen te komen werkt u het langer worden van die lijst alleen maar in de hand.

Het Jaarboek Architectuur kan nooit recht doen aan de onzichtbare gebouwen want zodra recht wordt gedaan door ze op te nemen zijn het geen onzichtbare gebouwen meer. Onzichtbare gebouwen dragen hun verdriet in stilte. Niemand stoort zich eraan; niemand merkt ze op. Duizenden mensen lopen er doorheen zonder ooit op te merken: dit is toch een aardig gebouw, of, waarom heeft dit gebouw nooit in het jaarboek architectuur gestaan?

Een goede vriendin vertelde me dat ze vertikte om een gebouw binnen te stappen dat niet in het Jaarboek Architectuur had gestaan, zoals een gourmand het vertikt om in een bistro zonder een Michelin-ster te eten.

Deze tendens moet toch gestopt worden!

In naam van de onzichtbare gebouwen, stop deze lijstjeswaanzin! Deze naturalistische negentiende eeuwse tendens om de werkelijkheid recht te kunnen doen door het in de dwingende mal van de catalogus te stoppen.

Ik heb gezegd.

En nu mijn aanbevelingen.

“In gelul kan men niet wonen,” zei ooit iemand, maar dat is natuurlijk niet waar. In gelul kan men wel wonen, de vraag is alleen in wat voor soort gelul men wil wonen.

Architecten kunnen goed lullen.

Het is me opgevallen dat architecten betere teksten hebben dan schrijvers en dat komt omdat architecten hun projecten moeten verantwoorden aan mensen die de taal van de architectuur niet kunnen lezen. Voordat ze iets duidelijk maken, moeten ze de ontvanger duidelijk maken wat ze duidelijk gaan maken.

De architect leert zijn opdrachtgever lezen in een taal die hij zelf verzonnen heeft.

De missie van de architect is geslaagd wanneer de opdrachtgever de grammaticafouten van de architect corrigeert. Dit bespaart tijd en werk.

Wat zou de designbril zijn zonder de architect?

Architecten zijn het verlengstuk van dictators en democraten, filosofen en opvoeders geweest; de eeuw van de architect moet nog beginnen.

Een samenleving zonder architectuur is ondenkbaar, een samenleving zonder architecten is goed denkbaar.

De schrijver weet dat de belangrijkste zinnen de zinnen zijn die de lezer zelf in de weet te leggen.

De architect weet dat de belangrijkste componenten van het gebouw het uitzicht is, dat wat niet door hem gebouwd is.

Een blauwe hemel met hier en daar een wolkje of een dik pak sneeuw, dat is weerbericht waar de architect wat mee kan.

De schrijver schrijft omdat hij het vertrouwen in de taal heeft verloren.

De architect bouwt omdat hij het vertrouwen in de taal heeft gewonnen.

Praten over architectuur is praten over de staat van het land. Architectuur moet een doorlopende motie van wantrouwen zijn. Wat in de politieke realiteit niet mogelijk is, maakt de architectuur waar. Architectuur is een utopie met een beperkte houdbaarheidsdatum.

Alleen in de architectuur omvat het kunstwerk ook echt de bezoeker ervan. En wat de bezoeker ervaart is niet wat de architect erin heeft gelegd. De architect begint met een idee. De beschouwer begint met de materie en denkt zich het idee erbij. Een gebouw valt altijd met de deur in huis.

Architecten vallen nooit met de deur in huis. Ze komen via de achtertuin naar binnen en vertrekken via de voordeur naar buiten.

Sommige schrijvers stralen, nog voordat ze een roman hebben geschreven, uit dat ze er al een heel oeuvre op hebben zitten.

Architecten maken altijd de indruk nog te moeten beginnen aan het eerste grote project.

Mensen die gebouwen overdonderend vinden, willen er nooit in wonen of werken.

Toen de Japanse architect Yoshio Tanichuchi zijn plannen voor het nieuwe MOMA in New York aan het bestuur ontvouwde, was zijn expose kort.

Geeft u me geld, dan maak ik een prachtig gebouw.

Geeft u me veel geld, dan zorg ik ervoor dat het gebouw verdwijnt.

Sindsdien vind ik de mooiste gebouwen de gebouwen die ik nog niet eerder had gezien. Onzichtbare gebouwen zijn kostbare gebouwen.

Het mooiste onzichtbare gebouw is het Kohnstammhuis aan de Wibautstraat. Ik neem alsvast een voorschot op het jaarboek Architectuur van de Onzichtbare Gebouwen.

Het boek wordt langzaam verorberd, het gebouw – het kijkvoorwerp – valt in z’n geheel over ons heen en moet daarna teruggebracht worden tot honderden, duizenden zinnen.

Een roman is een mihoengerecht waarvan alle afzonderlijke ingredienten samenkronkelen, architectuur is een soep, vloeibaar, gebonden en onmogelijk om te achterhalen wat de ingredienten zijn.

We neigen het huis waarin we wonen niet tot de catalogus van architectuur te rekenen. Ons huis is een verlengstuk van onze biologische aanwezigheid. De architect kan niet leven met deze illusie maar moet deze illusie wel in stand houden, wil hij brood op de plank.

Wat is uw onzichtbare gebouw? Onthoud het en deel het met uw vrienden, kennissen en vijanden.

Nederland heeft het in zich om het eerste geheel overdekte land te worden; waarom niet? Men had ook niet kunnen denken in de twaalfde eeuw dat grote watergebieden ingepolderd konden raken. Ik zou de uitspraak van Multatuli die hier in Rotterdam aan de Van Oldebarneveltstraat hangt willen parafraseren: Van de maan af gezien, zijn we allemaal overdekt.

In mijn jeugd kondigden de gebouwen die werden opgetrokken op het Weena de jubilante victorie van het neo-liberalisme aan. Op dit moment voltrekt zich een gedaanteverwisseling op het Kruisplein; honderden meters perron worden aangelegd. De eeuw van de mobiele reiziger is aangebroken. De samensmelting van het spoorboekje en het bestek is een feit.

De mooiste gebouwen zijn gebouwen die niet gebouwd hadden mogen worden.

Alles van waarde is in het begin lelijk.

Dat de hedendaagse architectuur geen gebouwen voor daklozen neerzet zie ik als een omissie.

Wat de reiziger onthoudt van een gebouw is niet zozeer het gebouw, maar de wijze waarop het zich verhoudt tot alles eromheen. Een klein park bij een gebouw maakt het gebouw niet beter, maar het creert wel sentiment.

Het gebouw waarin mensen zich het best voelen is de auto.

De architect is nog altijd een ambachtsman uit de Renaissance; hij moet de podesta behagen want anders krijgt hij hem geen gebouw aangesmeerd en hij moet zijn kunstzinnige idealen temperen, anders krijgt hij nooit meer een tweede kans.

Vandaag kronen we de zichtbare gebouwen. Onzichtbare gebouwen die op een dag het hoogste bereikbare zullen bereiken en dat is onzichtbaarheid. Pas onzichtbaar, onthult het gebouw zijn ware aard.

 

 Mark Proosten